Tim gaat met mam naar het strand hij heeft een vlieger mee.[]een vlieger met een aap erop.[]als mam twee ijsjes haalt,is Tim alleen met de vlieger.[]plots geeft de wind een harde ruk.[]
de vlieger tilt Tim de lucht in.[]dan komt de aap van de vlieger af.[]hij heet Jok.[]Tim en Jok vliegen ver weg met de vlieger.[]ze gaan naar een eiland.[]een eiland heel ver weg.[]het eiland van de wolken....